maandag 14 april 2025

BWV 339 'Herr, wie du willst, so schicks mit mir'

 

BWV 339 'Herr, wie du willst, so schicks mit mir' (in A majeur)

Tekst        Kaspar Bieneman (1582) (vers 1) Sebald Heyden (1554) (vers 2), naar Psalm 91
Melodie:     Straatsburg 1525

Deze melodie wordt door Bach meermaals gebruikt. Naast dit koraal gebruikt hij dezelfde melodie en zetting in BWV 38 Aus tiefer Not schrei ich zu dir (II).





Herr, wie du willst, so schick's mit mir
Im Leben wie im Sterben,
Allein zu dir steht mein Begehr,
Lass mich, Herr, nicht verderben.
Erhalt' mich nur in deiner Huld,
Sonst wie du willst, gieb mir Geduld,
Dein Will', der ist der beste.

Wer in dem Schutz des Höchsten ist,
Und sich Gott thut ergeben,
Der spricht: du, Herr, mein' Zuflucht bist,
Mein Gott, Hoffnung und Leben,
Der du ja wirst erretten mich
Von Teufels Stricken gnädiglich
Und von der Pestilenze.

Kaspar Bienemann (hymneschrijver), geboren: 3 januari 1540 - Neurenberg, Beieren, overleden: 12 september 1591 – Altenburg.
De lutherse theoloog en hymneschrijver Kaspar Bienemann, zoon van een burger van Neurenberg, studeerde in Leipzig, Jena en Tübingen. Hij werd door keizer Maximiliaan II als tolk met een ambassade naar Griekenland gestuurd. Daar nam hij de naam Melissander aan, waaronder hij soms bekend is. Na zijn terugkeer werd Bieneman benoemd tot hoogleraar in Lauingen (Donau), Beieren, daarna abt in Bahr en algemeen superintendent van Pfalz-Neuburg. In de synergetische controverse daar werd hij echter gedwongen af ​​te treden. In 1571 ontving hij zijn D.D. van de Universiteit van Jena. Datzelfde jaar benoemde hertog Johann Wilhelm hem aan zijn hof in Weimar als leraar van kroonprins Friedrich Wilhelm van Saksen-Weimar. Na de dood van de hertog in 1573 werd prins August van Saksen regent en met de opkomst van de calvinistische partij aan het hof werd Bienemann verbannen als volgeling van Matthias Flacius met vele andere lutherse predikanten. Vanaf 1578 diende hij als predikant en algemeen superintendent in Altenburg.

Sebald Heyden (hymneschrijver, dichter, musicoloog), geboren: 8 december 1499 - Bruck (nu onderdeel van Erlangen), Beieren, overleden: 9 juli 1561 – Neurenberg.
Sebald Heyden was een Duitse musicoloog, cantor, theoloog, hymneschrijver en religieus dichter. Hij werd geboren in Bruck (nu onderdeel van Erlangen) in een familie van Neurenbergse patriciërs. Hij studeerde vanaf 1505 onder muziektheoreticus Johannes Cochlaeus aan de school van St. Lorenz. Hij ging in 1513 naar de universiteit van Ingolstadt en studeerde in 1519 af met een masterdiploma.
Vanaf 1519 werkte Sebald Heyden als kantor en later als rector aan de ziekenhuisschool van Neurenberg. In januari 1525 werd hij benoemd tot de eerste lutherse rector van de school van St. Sebald. Onder zijn leerlingen was Nikolaus Selnecker. Hij had regelmatig contact met Hans Sachs en Albrecht Dürer. In de loop der decennia ontwikkelde hij een grote reputatie als geleerde, toegewijd aan studies en schrijven over onderwijs, theologie en muziek. Hij was oorspronkelijk luthers, maar in de jaren 1530 raakte hij beïnvloed door Zwingli.
Sebald Heydens eerste publicaties verschenen rond 1523-1525, theologische traktaten zoals Salve regina, die hij in een andere christelijke context aan de Reichstag gaf. In 1524 publiceerde hij Adversus Hypocritas Calumniatores, super falso sibi inustam haereseos nota, ook een theologisch traktaat. In 1527 begon hij met het uitgeven van leerboeken zoals Formulae puerilium colloquiorum (Nomenclatura). Zijn Formulae werden meteen een belangrijk werk, gebruikt als een taalgids voor Duits-, Pools- en Hongaarstalige studenten aan de Universiteit van Krakau. In 1530 schreef hij de hymne "O Mensch, bewein dein Sünde groß". Het Passielied weerspiegelt poëtisch in "grote passie" het lijden van Christus. Hij schreef het op een melodie van Matthias Greiter, op de oorspronkelijke tekst: "Es sind doch selig alle, die im rechten Glauben wandeln hier". In 1532 publiceerde hij verdere tekstboeken Leges scholasticae en Musicae stoicheiosis.


Sebald Heyden


Sebald Heydens De arte canendi (Over de kunst van het zingen), waarvan de derde en laatste editie in 1540 in Neurenberg werd voltooid, zou "een grotere impact op de moderne wetenschap hebben gehad dan enig ander geschrift over meten en tactus uit de 15e of 16e eeuw." Het is een verzameling wereldlijke liederen en is beschreven als een "verhandeling over zangtechniek gericht op het groeiende aantal amateurmuzikanten die hun vaardigheden wilden verbeteren." Het eerste deel werd in 1532 geproduceerd in 26 pagina's, het tweede in 1537 groeide tot 115 pagina's en het derde in 1540 tot 163 pagina's. Deze publicatie wordt beschouwd als een grote impact op de wetenschap en het lesgeven in zang aan jonge jongens; er is gespeculeerd dat Heyden 's werelds eerste echte musicoloog was. Vanaf 1537 leende Heyden een exemplaar van Tinctoris' Proportionale van Georg Forster en bestudeerde hij uitgebreid de componisten die erin voorkomen. Hij componeerde ook verschillende hymnes en gedichten. In het derde deel bekende hij een bewonderaar te zijn van Josquin des Prez en zijn tijdgenoten, en transcribeerde hij onder andere Josquins Missa L'homme armé sexti toni (Benedictus). Met name zou hij "een horror fusae-positie hebben aangenomen in een tijd dat Italiaanse muzikanten stukken schreven die een noot nere waren onder de signatuur van C." Het traktaat zou zelfs "veel geleerden uit de 20e eeuw hebben beïnvloed om te geloven dat de tactus van de 16e eeuw een onveranderlijke beat vertegenwoordigde." In 1546 publiceerde hij Paedonomia scholastica pietatis, studii literarij ac morum.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

BWV 404 ‘O Traurigkeit, o Herzeleid’

BWV 404  ‘O Traurigkeit, o Herzeleid’ (in A mineur) Tekst :                        Vs 1 Friedrich Spee (1628),                              ...