BWV 339 'Herr, wie du willst, so schicks mit mir' (in A majeur)
Tekst: Kaspar Bieneman (1582) (vers 1) Sebald Heyden (1554)
(vers 2), naar Psalm 91
Melodie: Straatsburg 1525
Deze melodie wordt door Bach meermaals gebruikt. Naast dit koraal gebruikt hij dezelfde melodie en zetting in BWV 38 Aus tiefer Not schrei ich zu dir (II).
Herr, wie du willst, so schick's mit mir
Im Leben wie im Sterben,
Allein zu dir steht mein Begehr,
Lass mich, Herr, nicht verderben.
Erhalt' mich nur in deiner Huld,
Sonst wie du willst, gieb mir Geduld,
Dein Will', der ist der beste.
Wer in dem Schutz des Höchsten ist,
Und sich Gott thut ergeben,
Der spricht: du, Herr, mein' Zuflucht bist,
Mein Gott, Hoffnung und Leben,
Der du ja wirst erretten mich
Von Teufels Stricken gnädiglich
Und von der Pestilenze.
Kaspar Bienemann (hymneschrijver), geboren: 3 januari 1540 -
Neurenberg, Beieren, overleden: 12 september 1591 – Altenburg.
De lutherse theoloog en hymneschrijver Kaspar Bienemann, zoon van een burger
van Neurenberg, studeerde in Leipzig, Jena en Tübingen. Hij werd door keizer
Maximiliaan II als tolk met een ambassade naar Griekenland gestuurd. Daar nam
hij de naam Melissander aan, waaronder hij soms bekend is. Na zijn terugkeer
werd Bieneman benoemd tot hoogleraar in Lauingen (Donau), Beieren, daarna abt
in Bahr en algemeen superintendent van Pfalz-Neuburg. In de synergetische
controverse daar werd hij echter gedwongen af te
treden. In 1571 ontving hij zijn D.D. van de Universiteit van Jena. Datzelfde
jaar benoemde hertog Johann Wilhelm hem aan zijn hof in Weimar als leraar van
kroonprins Friedrich Wilhelm van Saksen-Weimar. Na de dood van de hertog in
1573 werd prins August van Saksen regent en met de opkomst van de
calvinistische partij aan het hof werd Bienemann verbannen als volgeling van
Matthias Flacius met vele andere lutherse predikanten. Vanaf 1578 diende hij
als predikant en algemeen superintendent in Altenburg.
Sebald Heyden (hymneschrijver, dichter, musicoloog), geboren:
8 december 1499 - Bruck (nu onderdeel van Erlangen), Beieren, overleden: 9 juli
1561 – Neurenberg.
Sebald Heyden was een Duitse musicoloog, cantor, theoloog, hymneschrijver en
religieus dichter. Hij werd geboren in Bruck (nu onderdeel van Erlangen) in een
familie van Neurenbergse patriciërs. Hij studeerde vanaf 1505 onder
muziektheoreticus Johannes Cochlaeus aan de school van St. Lorenz. Hij ging in
1513 naar de universiteit van Ingolstadt en studeerde in 1519 af met een
masterdiploma.
Vanaf 1519 werkte Sebald Heyden als kantor en later als rector aan de
ziekenhuisschool van Neurenberg. In januari 1525 werd hij benoemd tot de eerste
lutherse rector van de school van St. Sebald. Onder zijn leerlingen was
Nikolaus Selnecker. Hij had regelmatig contact met Hans Sachs en Albrecht
Dürer. In de loop der decennia ontwikkelde hij een grote reputatie als
geleerde, toegewijd aan studies en schrijven over onderwijs, theologie en
muziek. Hij was oorspronkelijk luthers, maar in de jaren 1530 raakte hij
beïnvloed door Zwingli.
Sebald Heydens eerste publicaties verschenen rond 1523-1525, theologische
traktaten zoals Salve regina, die hij in een andere christelijke context aan de
Reichstag gaf. In 1524 publiceerde hij Adversus Hypocritas Calumniatores, super
falso sibi inustam haereseos nota, ook een theologisch traktaat. In 1527 begon
hij met het uitgeven van leerboeken zoals Formulae puerilium colloquiorum
(Nomenclatura). Zijn Formulae werden meteen een belangrijk werk, gebruikt als
een taalgids voor Duits-, Pools- en Hongaarstalige studenten aan de
Universiteit van Krakau. In 1530 schreef hij de hymne "O Mensch, bewein
dein Sünde groß". Het Passielied weerspiegelt poëtisch in "grote
passie" het lijden van Christus. Hij schreef het op een melodie van
Matthias Greiter, op de oorspronkelijke tekst: "Es sind doch selig alle,
die im rechten Glauben wandeln hier". In 1532 publiceerde hij verdere
tekstboeken Leges scholasticae en Musicae stoicheiosis.
Sebald Heydens De arte canendi (Over de kunst van het zingen), waarvan de derde
en laatste editie in 1540 in Neurenberg werd voltooid, zou "een grotere
impact op de moderne wetenschap hebben gehad dan enig ander geschrift over
meten en tactus uit de 15e of 16e eeuw." Het is een verzameling
wereldlijke liederen en is beschreven als een "verhandeling over
zangtechniek gericht op het groeiende aantal amateurmuzikanten die hun
vaardigheden wilden verbeteren." Het eerste deel werd in 1532 geproduceerd
in 26 pagina's, het tweede in 1537 groeide tot 115 pagina's en het derde in
1540 tot 163 pagina's. Deze publicatie wordt beschouwd als een grote impact op
de wetenschap en het lesgeven in zang aan jonge jongens; er is gespeculeerd dat
Heyden 's werelds eerste echte musicoloog was. Vanaf 1537 leende Heyden een
exemplaar van Tinctoris' Proportionale van Georg Forster en bestudeerde hij
uitgebreid de componisten die erin voorkomen. Hij componeerde ook verschillende
hymnes en gedichten. In het derde deel bekende hij een bewonderaar te zijn van
Josquin des Prez en zijn tijdgenoten, en transcribeerde hij onder andere
Josquins Missa L'homme armé sexti toni (Benedictus). Met name zou hij "een
horror fusae-positie hebben aangenomen in een tijd dat Italiaanse muzikanten stukken
schreven die een noot nere waren onder de signatuur van C." Het traktaat
zou zelfs "veel geleerden uit de 20e eeuw hebben beïnvloed om te geloven
dat de tactus van de 16e eeuw een onveranderlijke beat vertegenwoordigde."
In 1546 publiceerde hij Paedonomia scholastica pietatis, studii literarij ac
morum.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten